Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [56]Dat Ik ook met hen in tegenheid gewandeld, en hen in het land hunner vijanden gebracht zal hebben. Zo dan hun [57]onbesneden hart gebogen wordt, en zij dan aan de [58]straf hunner ongerechtigheid [59]een welgevallen hebben; 56. Anders, ja Ik zal met hen in tegenheid wandelen en hen in het land hunner vijanden brengen. Immers, dan zal hun onbesneden hart, enz. En Ik zal, enz. 57. Dat is, onboetvaardig, moedwillig, en de zonde van zich niet wegwerpende, maar die bij zich behoudende en voedende. Alzo Jer.9:26; Ezech.44:7; Hand.7:51. 58. Hebreeuws, ongerechtigheid. Zie boven, hfdst.5 vs.1. 59. Dat is, zo zij recht bekennen de straf vanwege hun zonden verdiend te hebben, en dienvolgens zich van harte bekeren.